Er klinkt luid gegil ter hoogte van de kassa’s. Een rek met batterijen valt met een doffe knal tegen de grond.
Een gemaskerde man staat achter de caissière en houdt haar in een wurggreep, met zijn andere hand duwt hij een pistool tegen haar slaap.
“Ouvrez la caisse”, roept de man.
Wat ik zie schokt mij. Ik sta op 5 meter van een jonge vrouw die doodsangsten doorstaat en ik weet niet wat ik moet doen. Met een achterwaartse stap verberg ik mij in de gang met wereldwijnen, ergens tussen Chili en Zuid- Afrika in.
Een minuut geleden was ik hier met mijn smartphone, foto’s van de wijnetiketten aan het maken. Ik ben sinds kort een digitale vinoloog. Toon mij een fles wijn en ik overbluf je met fait divers over druivenstokken, terroirs en namen van smaakpaletten waarvan je denkt dat je ze nog nooit geproefd hebt; en dat dankzij de Vivino-app.
Er heerst een gruwelijke stilte in de winkel, dan onderdrukt geschreeuw.
Ik loer door het winkelrek, het meisje achter de kassa staart lijkbleek voor zich uit.
“Ouvre la caisse!” schreeuwt de overvaller en duwt het pistool nog wat strakker tegen haar schedel aan. “Je n’arrive pas”, antwoordt ze machteloos, haar stem slaat over.
Mijn winkelkar is vol, er is genoeg eten om met drie kinderen de rest van het weekend te overleven. Er restte mij enkel nog een fles wijn. Indien ik sneller had beslist, dan stond ik nu voor een man die zich verstopt achter een geruite sjaal en een donkerblauwe muts. Ik zou de adem van zijn loop kunnen ruiken, recht in zijn vuurlinie.
Ik probeer de politie te bellen, maar net zoals de kassierster van de zenuwen haar kluis niet open krijgt, lukt het mij niet om de hulpdiensten te bellen.
Ik ontgrendel mijn telefoon en net dan floept op mijn scherm de eerste gescande wijnfles naar voren, een Bodega Gran Fuedo Chardonnay Navarro uit 2014; geen al te beste score, nul sterren, een smaakpalet van perzik en passievruchten, gemiddelde prijs in de winkel is 6,05€.
In plaats van de app gewoon te sluiten of te skippen, duw ik op de verkeerde knop waardoor mijn telefoon in slaapmodus gaat. Ik moet opnieuw inloggen, ik krijg de keuze tussen de pincode of de vingerscan.
Er loopt iemand door de gang naast mij, plots ben ik ervan overtuigd dat er een tweede overvaller in de winkel is, maar ik kan hem niet zien, enkel zijn voetstappen kan ik horen.
De adrenaline raast door mijn lijf.
101 bellen gaat nu nog moeilijker dan verwacht, in plaats van mijn duim zachtjes op de vingerscanner te houden, begin ik er meerdere keren op te duwen. Mijn vingerafdruk wordt niet herkend en de telefoon gaat automatisch in veiligheidsmodus, ik kan 30 seconden niet bellen, 29, 28,…, PUTAIN!#!
Ter hoogte van de kassa wordt alweer geroepen. Er klinkt ook een mannenstem die ik nog niet eerder hoorde. Ik versta er niets van, maar aan het gemurmel te horen lijkt er zich iemand tegen tde overvallers te keren. Er wordt niet geschoten, ik voel dat het moment rijp is om mijn verantwoordelijkheid op te nemen en uit mijn schuilhol te komen.
Ik verlaat Chili, wandel langs Australië en neem een willekeurige wijnfles uit de rekken; mijn hand stevig rond de hals geklemd.
Opdrinken is niet mijn missie, werpen bij de eerste dreiging wel.
Ik kan heel goed gooien trouwens, ik heb er mezelf op getraind in mijn kinderjaren.
Negen jaar was ik, vierde leerjaar, 1986 om precies te zijn; de kaskraker Crocodile Dundee was een inspiratiebron voor mijn kinderlijke drang naar avontuur, ver weg van de schoolbanken.
De wereldvreemde Australische avonturier Mr. Dundee verijdelt in de straten van New York een banale handtassenroof. Hij mikt op 5th Avenue met een blik erwtensoep naar het achterhoofd van de vluchtende tasjesdief en neutraliseert hem. Uren oefende ik op mijn kamer met balletjes, stenen en proppen aluminiumpapier om Dundee’s werptechniek onder de knie te krijgen.
Nu 3o jaar later komt deze eigenschap misschien goed van pas, mijn zintuigen staan op scherp, de Chardonnay ligt goed in de hand.
Achter de kassa staat de kassierster te bibberen, de gemaskerde mannen zijn nergens te bespeuren. De kassa is al die tijd dicht gebleven.
Ik ben intussen zelf achter de kassa gekropen; ze heet Marie, zo staat het op haar slordig overplakte naamplaatje.
Ze wappert met haar handen voor haar gezicht alsof ze haar nagellak aan het drogen is. “Ils sont partis, gevlucht”, hoor ik iemand zeggen.
Marie verkeert in een soort vreemde ontkennende roes, ze rekent de klanten af die daarnet nog tijdens de overval stonden aan te schuiven.
Plichtsbewust gaat iedereen verder tot de orde van de dag. Er komen nieuwe klanten naar binnen op zoek naar kant-en-klaar maaltijden, chips, blikken bier of kattenbakvulling. Ze weten niet wat er hier net is gebeurd, ze beseffen niet waaraan ze zijn ontsnapt.
Op de grond ligt het volledige assortiment van Duracell, inclusief een uitgesneden buste van het wereldberoemde roze konijn; omver gelopen door de vluchtende overvallers.
“Ça va?” probeer ik voorzichtig. De caissière stopt met afrekenen, mijn woorden werken als een verlossing? “Mag het?”, lijkt ze te denken, “Is er tijd om even te bekomen?”
Ik wil haar omarmen om haar te troosten, ze laat het toe. Ze heeft blauwe ogen, er druppelen tranen uit. Het voelt wat vreemd aan, ik ken haar niet, daarnet lag een arm om haar nek voor geld, nu om haar gerust te stellen. Ik wil mij verontschuldigen omdat ik daarnet niets kon verzinnen om haar uit de klauwen van die klootzakken te redden. Crocodile Dundee had het wellicht veel beter gedaan.
Net dan komt een bebloede man door de schuifdeur naar binnen. Op zijn naamplaatje staat Baptiste. Het bloed druppelt langs zijn wang op de grond.
Omdat Marie niet meer achter de kassa staat neemt Baptiste haar plaats in.
Hondstrouw en met een bebloed voorhoofd scant hij de artikelen van een klant.
Ik benader Baptiste en wijs hem op het vreemde tafereel. “Mais, monsieur vous-êtes blessé.”
-“Oui”, antwoordt hij, “ils m’ont frappés avec une flingue. (pistool)
J’ai vu que c’étaient des revolvers d’alarme, pas des vrais. Ils m’ont appelés -sale black- et je me suis sauté au-dessus.”
Ik bel de politie. Baptiste laat de kassa voor wat het is en wacht op de ambulance.
In de winkel hangt een rookpluim, de tweede overvaller heeft pepperspray door het magazijn gespoten. De klanten gaan kuchend de winkel uit. Ik hoor iemand vertellen dat de overvallers gevlucht zijn op een scooter.
In een ooghoek zie ik mijn fles witte wijn balanceren op een achtergelaten baal wc-papier.
Bizar genoeg raak ik erdoor in paniek, het brengt mij in de war.
Wat mij zo shockeert is dat ik mij niet kan herinneren, hoe die fles daar is terecht gekomen. Waarschijnlijk heb ik hem daar neergezet toen ik merkte dat de kust veilig was en de overvallers verdwenen waren, maar er zit een gat in de wedersamenstelling van mijn gedachten en om één of andere reden jaagt dat mij nu het meeste schrik aan. Het is hoogstens een minuut geleden maar het parcours door de winkel van de rekken naar de kassa is één zwart gat en om één of andere reden vind ik dat heel eng.
Het is vandaag 12 november 2016. Sting opent na een jaar van rouw opnieuw de Bataclan. Maar die toevalligheid ontdek ik pas als ik thuis beduusd voor de televisie plof. Het zou mij verwonderen dat de overvallers van dit nieuwsfeit op de hoogte waren, de eerste de beste flik of soldaat zou ze hebben neergemaaid ter nagedachtenis van de slachtoffers.
De vangst van de dag; -Yalumba, unwooded Chardonnay 2013, wit, 3 sterren, een toets van rijpe appels, cashewnoten, zoete eik en citrus.
De wijn smaakt niet naar wat Vivino mij belooft; ik proef een drang naar wraak op de lafaards in deze wereld; ik proef de wanhopige hulpeloze blik van Marie, ik ruik de machteloosheid, de stoffige zetels van de cinema uit mijn jeugd; Hollywood dat bandieten neutraliseert met blikken erwtensoep; ik wals de pepperspray in mijn mond; ik heb zin in een sigaret, maar ik rook niet.
Een vinoloog, een oenoloog, ik zal het nooit worden; cowboy boots van krokodillenleer zijn evenmin aan mij besteed. Toch had ik vandaag maar al te graag raak gegooid. Eeuwig klein kind.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.